Paragraaf

1 Sociaal domein

We hebben een goede start gemaakt met het vormgeven en uitvoeren van de decentralisaties. Die conclusie trekken we na de eerste twee jaar waarin de gemeente verantwoordelijk is geworden voor een breed scala van zorg en ondersteuning aan haar inwoners. Het sociale wijkteam heeft de basis op orde, inwoners weten de wijkteams te vinden. We hebben de continuïteit van zorg de afgelopen jaren weten te waarborgen. Na het vaststellen van de transformatieagenda door de gemeenteraad zijn we nu echt bezig om een andere werkwijze vorm te geven.
In het transitie- en transformatieproces komen we diverse uitdagingen tegen die vragen om een vernieuwende aanpak. Dat is niet altijd even gemakkelijk. We vragen van onze eigen medewerkers, die van het sociale wijkteam en de vele verschillende zorgverleners om op een andere manier te werken en te denken. We voelen dat de krimp van de budgetten voor druk zorgt: we willen kwaliteit van zorg bieden en zien ook dat dit op een andere, efficiëntere en soms ook betere wijze kan dan voorheen. Echter, transformeren vraagt investeren in tijd en ruimte om dit proces zorgvuldig te kunnen doorlopen. En tijdens dit proces staan we ervoor dat de zorg die nodig is ook geboden wordt.

Sociaal wijkteam
Een belangrijke rol in de decentralisaties en in de transformatie van het sociaal domein is weggelegd voor de sociaal wijkteams. Deze zijn de afgelopen twee jaar op een zodanige manier georganiseerd en gepositioneerd dat ze een natuurlijk onderdeel van de wijken zijn geworden. De wijkteams zijn toegankelijk en laagdrempelig. We zijn er trots op dat de wijkteams een solide basis hebben. De inwoners weten waar ze terecht kunnen met hun vragen omtrent zorg en ondersteuning.
Het doet ons goed dat we van inwoners en maatschappelijke partners waardering krijgen voor de continuïteit van zorg en over het functioneren van de sociale wijkteams. Tegelijkertijd weten we ook dat we er nog niet zijn: we kunnen bijvoorbeeld nog meer aansluiten bij de partners (scholen, huisartsen etc) in de wijk, we kunnen nog beter gebruik maken van de sociale netwerken. Door continu te evalueren en deze bevindingen naast de doelstellingen te leggen, bouwen we de komende jaren voort en sturen we bij waar dat nodig is. U leest hier meer over in de informatienota ‘’Voortgang Sociale Wijkteams’’. Om goed te kunnen sturen hebben we naast de ervaringen en signalen, ook feiten en cijfers nodig. We zetten daarom in op goede monitoring. In de informatienota “Monitor Sociaal Domein” hierover meer informatie.

Investeren in transformatie
We merken in de praktijk dat de transformatie van het sociaal domein tijd, energie en geld kost. Om het tempo erin te houden, doen wij in deze begroting investeringsvoorstellen voor preventieve inzet en lichtere vormen van ondersteuning, om zodoende zwaardere zorg te voorkomen. Voor het realiseren van de gestelde transformatiedoelen zijn meerjarige (soms structurele) investeringen nodig. In deze begroting 2017 zijn alleen de benodigde investeringen voor 2017 opgenomen met een incidentele dekking voor dit jaar, bijvoorbeeld voor de knelpunten jeugd en WMO. Op de benodigde structurele en meerjarige ombuigingen komen we terug in de Perspectiefnota 2018-2021.

Het jaar 2017 staat wat ons betreft in het teken van doorgaan op de ingeslagen weg en ervoor zorgen dat de transformatie verder gestalte krijgt. Een belangrijk onderdeel hiervan vormen de contracten met de aanbieders, waarvan in 2018 de eerste aan vernieuwing toe zijn. Daarom gaan we komend jaar, op basis van onze ervaringen, de hoofdlijnen voor de nieuwe contracten uitwerken. Daarnaast werken we in 2017 aan diverse activiteiten die verband houden met de transformatiethema's. Zie in dit kader de onderstaande tabellen.

Het Sociaal Domein -  Financieel perspectief 2017

Systematiek buffer
De doorgevoerde decentralisaties binnen het sociaal domein zijn gepaard gegaan met budgetkortingen vanuit het rijk. We hebben een “buffer sociaal domein” gecreëerd om deze kortingen gefaseerd en op een verantwoorde wijze op te vangen en tevens ruimte te bieden voor de beoogde transformaties binnen het sociaal domein. In onderstaande tabel is deze werkwijze gevisualiseerd.

Risicoreserve sociaal domein
De ingestelde risicoreserve Sociaal Domein bedroeg € 8,0 mln. per 1 januari 2016. Na verwerking van het verwachte financiële tekort in 2016 van € 0,4 mln. (zie berap2) heeft de reserve een omvang van circa € 7,6 mln. eind 2016/begin 2017 en is de reserve van voldoende omvang om risico’s op te kunnen vangen.

Verwacht financieel resultaat 2017
Op basis van de werkelijke cijfers van 2015 en de geprognosticeerde cijfers 2016 verwachten wij een tekort van circa € 2,4 mln. in 2017. Dit ondanks de aanvullende middelen vanuit de buffer. Oorzaken van dit tekort zijn een verwacht negatieve afwijking op regionale Jeugdzorg en een overschrijding van budget WMO als gevolg van een stijgend gebruik van individuele begeleiding. Oorzaken en oplossingen lichten we verder in deze paragraaf toe.

Een door het rijk aangekondigde verdere verlaging van budgetten voor WMO en Jeugd kan het tekort doen oplopen tot € 3,9 mln. Deze verlaging is het gevolg van een bijstelling van uitgangspunten door het rijk. Gemeenten hebben minder inwoners aan wie zij zorg en ondersteuning moeten bieden dan bij de aanvang van de decentralisaties werd verwacht. De verlaging van de budgetten heeft niet te maken met het beleid van gemeenten, maar met groepen cliënten die in tegenstelling tot waar voor de decentralisaties per 2015 vanuit werd gegaan niet onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO 2015) en de Jeugdwet vallen, maar onder de Wet langdurige zorg (Wlz). Voorgaande heeft tot lagere kosten geleid bij lokale overheden, hetgeen het Rijk corrigeert door middel van een budgetverlaging. Voor Zwolle betekent dit in 2017 een verlaging van circa € 1,2 mln. voor de WMO en ongeveer € 0,3 mln op de jeugdbudgetten. Gemeenten hoeven teveel ontvangen budgetten in 2015 en 2016 niet terug te betalen. De VNG en het rijk zijn overeengekomen dat teveel uitgekeerde budgetten door middel van een neerwaartse bijstelling van afdrachten vanuit het gemeentefonds worden gecompenseerd. Vanaf 2017 treedt dus de hiervoor genoemde budgetverlaging in werking.

Kortom, we krijgen minder geld van het rijk en we geven meer geld uit aan zorg en ondersteuning binnen de WMO en de Jeugdzorg. Omdat we zorg willen bieden die nodig is, ontbreekt het ons volgend jaar aan middelen voor innovatie. En dat gaat ten koste van de transformatie waarmee we juist op de langere termijn meer preventieve ondersteuning willen bieden en geld willen besparen. Om toch uitvoering te kunnen geven aan de innovatie- en transformatieplannen vragen we in het kader van deze begroting extra incidentele middelen voor Jeugd en WMO aan. Hieronder geven we inzicht in de voorstellen die we doen om de transformatie op beide terreinen verder vorm te geven. Tevens geven we een overzicht van de financiële stand van zaken op het terrein van beschermd wonen en de Participatiewet.

Inzicht per terrein

Jeugd (incidentele investering t.b.v. transformatie van €1,5 mln.).

  • Na vaststelling van de PPN en Transformatieagenda sociaal domein in juni 2016 zijn er twee ongewenste ontwikkelingen en een bijkomend effect die om nadere maatregelen vragen, te weten:

1.   Vroegtijdig bereiken van het budgetplafond door een deel van de  jeugdhulpaanbieders en als gevolg daarvan het ontstaan van wachtlijsten waardoor jongeren te lang op zorg moeten wachten.

2.   Doordat we zorg en ondersteuning, dichtbij mensen bieden, zien we meer hulpvragende situaties die bovendien vaak zwaardere vormen van zorg vragen. Dit is conform ervaringen elders (m.n. Denemarken) in die zin dat het beroep op jeugdhulp eerst toeneemt voordat het als gevolg van inmiddels doorgevoerde transformaties gaat afnemen.

  • Er is een noodzaak tot transformatie om tot duurzame oplossingen te komen. We zien de oplossing van de geconstateerde knelpunten daarom niet in het structureel verhogen van de zorgbudgetten, maar in het continueren en daar waar mogelijk versnellen van maatregelen uit de Transformatieagenda. Om de beoogde veranderingen - effectievere en tijdige ondersteuning met lager zorgkosten - te effectueren zetten we extra in op de volgende vier prioriteiten:

1.   Inzet op innovatie en preventie: om de verschuiving uit de zwaardere jeugdhulp te realiseren is inzet op preventie noodzakelijk. Om de huidige inzet op innovatie en preventie te continueren zijn de volgende middelen nodig:

  • Continueren lopende preventie projecten, zoals steunouders: € 0,3 mln.

2.   Verbinding onderwijs en jeugdhulp: een andere belangrijke transformatiebeweging is het verbinden van het onderwijs en jeugdhulp. Om de reeds ingezette extra inzet van schoolmaatschappelijk werk (ook wel: de jeugd- en gezinswerker op school) te continueren, is in 2017 € 0,25 mln. benodigd. Daarop aansluitend werken we met scholen, sociale wijkteams en jeugdgezondheidszorg het idee uit de “Transformatienota Sociaal Domein” uit om medische (i.c. de jeugdarts) en sociaal pedagogische deskundigheid op school te bundelen en daarmee kinderen, jongeren en ouders beter en sneller te kunnen helpen. Dit zo dicht mogelijk bij hun eigen leefomgeving. Op dit moment kunnen we nog niet overzien of hiervoor extra financiële middelen noodzakelijk zijn.

  • Subtotaal: € 0,25 mln.

3.   Transformatiethema Versterken samenhang en samenwerking in de toegang: goede samenwerking (tussen sociale wijkteams, huisartsen, jeugdgezondheidszorg en scholen) in de toegang tot specialistische jeugdhulp is van groot belang. Kinderen en ouders krijgen daardoor sneller en beter een passend antwoord op hun ondersteuningsvraag. Door een brede beoordeling komen kinderen en jongeren sneller bij de meest passende ondersteuning terecht (specialistisch of lichtere vormen van jeugdhulp). Naar verwachting heeft dit ook een positief effect op de ontstane wachtlijsten en kan er uiteindelijk een besparing op de kosten worden gerealiseerd. Om dit te realiseren gaan we in Zwolle een jeugd- en gezinswerker sociaal wijkteam in de huisartsenpraktijk plaatsen met een GZ psycholoog daar direct achter. Deze psycholoog kijkt mee bij het vermoeden van psychische problematiek. Deze maatregel is niet uit te voeren binnen het huidige jeugdhulpbudget. Dit gezien het benodigde zorgbudget wat nodig is om wachtlijsten niet verder te laten oplopen en waar mogelijk te verlagen. Hiertoe zijn middelen nodig voor inzet SWT bij huisartsen (jeugd- en gezinswerker), advies en consultatie door een GZ-psycholoog en de inzet van een projectleider.

Ervan uitgaande dat in 2017 met minimaal 50% van de huisartsenpraktijken de beoogde samenwerking tot stand is gekomen, betekent dit een totale investering in 2017 van € 0,35 mln.

4.   Extra inzet op verlagen ongewenste gevolgen van de wachtlijsten: op basis van de huidige prognoses verwachten we verder incidenteel € 0,6 mln. nodig te hebben om de ongewenste gevolgen van de wachtlijsten te verlagen. In het hoofdstuk ‘van transformatie naar begroting’ (onderdeel incidentele bestedingen) staat toegelicht hoe we in 2017 ook investeren in het wegwerken van de wachtlijst van Veilig Thuis.

Wmo (incidentele investering t.b.v. transformatie van €1 mln.).

  • Na vaststelling van de PPN en Transformatieagenda sociaal domein in juni 2016 zijn er twee ontwikkelingen en een bijkomend effect die om nadere maatregelen vragen, te weten:

HH:    De uitgaven voor de huishoudelijke ondersteuning (HH) zijn gedaald. Dat is gerealiseerd door steeds opnieuw per persoon te kijken naar welke inzet nodig is om het resultaat “een schoon huis” te bereiken. Daarbij konden we gebruik maken van extra middelen die door het rijk beschikbaar zijn gesteld in de regeling HHT (toeslag Hulp in het Huishouden). Na een periode van twee jaar, heeft het rijk besloten de middelen HHT structureel in te zetten in de gemeenten. Wij zullen deze middelen toevoegen aan de HH. Echter, doordat 2015 en 2016 door het rijk voorgefinancierd zijn uit latere jaren, ontstaat er een tijdelijk gat in de financiering (we krijgen eerst minder geld, waarna het weer oploopt). En omdat we willen voorkomen dat noodzakelijk hulp in het huishouden niet gegeven kan worden of dat beroep gedaan moet worden op duurdere vormen van zorg doen we een beroep op incidentele middelen. Een toelichting daarop wordt gegeven in het hoofdstuk ‘Van perspectief naar begroting’ (onderdeel incidentele bestedingen).

IB:   We zien in 2016 een toename ontstaan van het beroep op individuele begeleiding (IB). Deze toename leidt tot hogere uitgaven en een verwacht financieel tekort op de WMO in 2017 van € 1,4 mln (inclusief budgetverlaging door herverdeling WMO/Wlz wordt dit € 2,6 mln tekort). Er vindt momenteel een analyse plaats van de exacte oorzaken van deze toename, waarover we u later informeren. Nu al weten we dat de toename in ieder geval veroorzaakt wordt door de laagdrempelige toegang van het SWT. Het SWT komt bij steeds meer inwoners thuis, bijvoorbeeld als gevolg van het opstellen van een persoonlijke plan vanuit de participatiewet. Zij signaleert daar een vraag naar ondersteuning. Of het SWT komt vanuit een ondersteuningsvraag bij een inwoner thuis en signaleert daar vanuit de integrale aanpak dat er nog meer aan de hand is op andere levensterreinen. Deze ondersteuningsvragen leiden vaak tot de (extra) inzet van IB.

Ook hier geldt dat transformatie nodig is om tot duurzame oplossingen te komen. Om oplopende
zorgbudgetten te voorkomen willen we extra inzetten op de volgende prioriteiten:

  1. Meer maatwerk en diversiteit in thuisondersteuning.
    Met het vaststellen van de transformatieagenda hebben we o.a. ingezet op een doorontwikkeling naar integrale ondersteuning van mensen met een ondersteuningsbehoefte op meerdere levensgebieden.
    Daarnaast zetten we in op een betere aansluiting van wonen en zorg, zodat mensen zolang als moglijk in hun eigen omgeving kunnen wonen (bijvoorbeeld mensen met verward gedrag of mensen met  een lichamelijke of mentale beperking) en om ervoor te zorgen dat mensen, als dat weer mogelijk is, uit kunnen stromen uit vormen van beschermd en begeleid wonen.
    Op dit moment kennen we in de basis twee vormen van begeleiding: hulp in het huishouden en individuele begeleiding. De eerste is een relatief goedkope vorm van ondersteuning, de tweede een relatief dure vorm van ondersteuning. Daartussen kennen we nu geen andere vormen van thuisondersteuning. Als er meer nodig is dan enkel HH wordt daarom al snel IB ingezet. En juist het beroep op de duurdere individuele begeleiding willen we ombuigen.
    Samen met zorgaanbieders en de participatieraad werken we daarom aan het ontwikkelen van integrale arrangementen. Onderdeel daarvan is de doorontwikkeling van de huishoudelijke ondersteuning en begeleiding naar nieuwe vormen van thuisondersteuning. Door te gaan werken met integrale thuisondersteuning ontstaan meer mogelijkheden om functies te combineren en bijvoorbeeld huishoudelijke hulp met vormen van begeleiding te combineren tegen een daarbij passend tarief. Door deze nieuwe functies ontstaat er meer diversiteit en keuzemogelijkheden om die ondersteuning te bieden die de inwoner nodig heeft  zonder gelijk in het duurste IB tarief te vallen.
    Op deze manier kan meer passende ondersteuning en maatwerk worden geboden tegen aanvaardbare kosten. Met incidentele middelen kunnen we investeren in deze nieuwe manier van werken. Dit vraagt een additioneel budget van € 0,7 mln.
  1. Wijk- en groepsgerichte begeleiding/dagbesteding.
    Een andere oplossing, die we zien in aanvulling op diverse vormen van thuisondersteuning, is het investeren in laagdrempelige vormen van groepsbegeleiding en dagbesteding in de wijk. Een deel van de mensen die nu individuele begeleiding thuis krijgen zouden ook gebaat kunnen zijn bij vormen van groepsbegeleiding. Sterker nog: in voorkomende gevallen is dat zelfs beter omdat sociaal contact en groepsdynamiek een belangrijke toevoeging kunnen zijn. Voor andere mensen kan het heel belangrijk zijn om dicht bij huis een laagdrempelige vorm van dagbesteding te kunnen krijgen. Nog voordat we aan een nieuwe aanbesteding beginnen (2018) willen we nu al toewerken naar deze wijkgerichte vormen van groepsbegeleiding en dagbesteding. Samenwerking met bewonersinitiatieven, vrijwilligers, welzijnsorganisaties en zorgaanbieders is daarvoor randvoorwaardelijk. Om deze pilots al in 2017 te laten starten is een investering van € 0,3 mln. nodig.

Beschermd wonen (extra investeringen worden opgevangen in budget)

  • Het rijksbudget voor beschermd wonen neemt in 2017 toe. Hier staan ook hogere huisvestingslasten tegenover. Vanwege de in het verleden doorgevoerde besparingsmaatregelen is per saldo wellicht sprake van een financieel voordeel in 2017. Echter, inzet van dit mogelijke voordeel is naar verwachting noodzakelijk voor realisatie van spoedplaatsingen dan wel tijdelijke uitbreiding van het aanbod in natura. Dit in verband met oplopende wachtlijsten. De wachtlijsten lopen op als gevolg van veranderingen in de GGZ, zorgverzwaring en beperkte doorstroming naar zelfstandigheid in verband met de situatie op de lokale en regionale sociale woningmarkt. Bij het hoofdstuk ‘van perspectief naar begroting’ (onderdeel incidentele bestedingen) staat toegelicht hoe we volgend jaar een extra personele impuls willen geven aan de vraagstukken die gaan over wonen en zorg (gericht op uitstroom beschermd wonen, maar ook op langer zelfstandig wonen).

Participatie (extra investeringen bij de PPN 2017 reeds gedaan)

  • Het Participatiebudget loopt de komende jaren terug. Bij de transformatienota hebben vastgesteld dat besparingen mogelijk zijn door het behalen van efficiencywinst uit de samenwerking tussen de gemeentelijke afdeling Werk Reintegratie en Arbeidsontwikkeling en Wezo. De samenwerkingsvorm tussen Wezo en WRA wordt momenteel uitgewerkt. Aanvullend is er bij de PPN 2017 een incidenteel budget van € 0,75 mln vrijgemaakt ter realisatie van een effectievere uitstroom uit de bijstand. Met deze middelen zetten we in op een intensivering van de businesscase “werken aan minder bijstand”. Als bijlage bij de begroting vind u een aparte informatienota over de door de raad aangenomen motie (intensivering businesscase “werken aan minder bijstand”).
  • De begroting 2017 van Wezo wordt eind 2016 vastgesteld. Een sluitende begroting is de verwachting.
  • In de tweede Berap is aangegeven dat het aantal bijstandsgerechtigden nog steeds stijgt. De bruto overschrijding op de bijstand ligt ruim boven de vergoeding vanuit de Vangnetregeling van het Rijk. De netto last voor Zwolle bedraagt met de huidige percentage vergoeding ca. € 3,2 mln. Deze last is al in de begroting 2017 (en volgende jaren). verwerkt.

Financiële samenvatting

2016

2017

2018

2019

2020

Situatie PPN 2017-2020

-15,8

-18,9

-21,3

-22,0

-22,7

Kortingen rijk

11,3

15,6

18,8

20,7

22,7

-4,3

-3,3

-2,5

-1,3

0,0

Dekking tlv algemene middelen

4,3

3,3

2,5

1,3

0,0

Actueel

Prognose 2016 en 2017 (incl. aanvullende korting rijk

0,4

-3,9

pm

pm

pm

Extra middelen Jeugd wachtlijsten

0,6

Dekking: transformatie agenda

2,1

Dekking: restant o.a. monitoring en sturing

1,2

met als achtervang de risicoreserve sociaal domein

Risico:
Toename vraag door betere toegang – succes van transformatie leidt eerst tot stijging van kosten en op langere termijn tot daling. Transformatie vraagt tijd en zal op termijn positieve resultaten geven. De aanname van de verwachte opbrengsten uit de transformatie kan lager uitpakken dan verwacht, of de opbrengsten worden nog niet volledig in 2017 gerealiseerd.

Conclusie:
Om aan de zorgbehoefte te kunnen blijven voldoen, is er vanuit bestaande budgetten meer geld naar de zorg gegaan. Dit is ten koste gegaan van middelen voor innovatie. Om toch uitvoering te kunnen geven aan de innovatie- en transformatieplannen vragen we in het kader van deze begroting extra incidentele middelen aan. Voor Jeugdzorg betreft dit € 1,5 mln. (inclusief
€ 0,6 mln. wachtlijsten) en € 1,0 mln. voor WMO. Dit laatste is exclusief het aangemeld financiële knelpunt voor Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT t.h.v. €0.5 mln.).